Studieavond – Christus: Het Lichaam

Bijbelstudie Zeewolde Christus, Hoofd van zijn lichaam

Schriftlezing: Efeziërs 1:19-23; 4:15-16; 5:23; Kolossenzen 1:18, 2:18-19

We hebben in de voorgaande avonden gezien hoe in de Heer Jezus alle zegen van God de Vader te vinden is. Hij is de Verlosser, door zijn bloed en tevens de Messias, de Koning van zijn koninkrijk van gerechtigheid. Maar daar stopt het niet wat betreft de rijkdommen van zijn persoon. Hij is, naast het ‘hoofd over alles’ (Ef1:22) ook het hoofd van de gemeente, die zijn lichaam is. 

En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij die het begin is, de eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alle dingen de eerste plaats zou innemen. Ko1:18

We gaan vanavond kijken wat dat inhoudt en wat de praktische gevolgen voor ons hiervan zijn. God heeft zijn Messias aan zijn rechterhand gesteld in de hemelse gewesten, boven alle dingen op grond van zijn gehoorzaamheid tot aan het kruis. 

…boven alle overheid, gezag, kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw…Ef1:21

Maar het bijzondere is, dat deze Mens, die op deze verheerlijkte positie is gezet, in een niet te scheiden verbinding is gebracht met alle gelovigen. Toen de Heer stierf was Hij alleen (Jh12:24). Toen Hij was opgestaan, kon hij zeggen dat Hij broeders (en zusters) had die met dezelfde Vader in verbinding waren gebracht (Jh20:17). Maar tot aan zijn verheerlijking aan de rechterhand van God was Hij nog niet het hoofd van de gemeente, die zijn lichaam is! De verheerlijkte Heer is het Hoofd van de gemeente. 

En Hij heeft alles aan zijn voeten onderworpen en Hem als hoofd over alles gegeven aan de gemeente, Ef1:22

Bovendien is het de verheerlijkte Heer die de Heilige Geest heeft uitgestort waardoor wij tot één lichaam zijn gedoopt (zie Jh7:38-40; 1Ko12:13). De leden van zijn lichaam, de gelovigen, zijn dus verbonden met een hemels Hoofd. Dit betekent dat hun leven, hun zegeningen, hun bronnen, hun doelen, hun roeping, hun burgerschap en hun hoop, allemaal van hemelse aard zijn. 

Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten, die het lichaam van onze vernedering zal veranderen tot gelijkvormigheid aan het lichaam van zijn heerlijkheid, naar de werking van de macht die Hij heeft om ook alles aan Zich te onderwerpen. Fp3:20-21

Hoe meer we ons bewust zijn, door het geloof en de bijstand van de Heilige Geest, van deze hemelse positie, des te meer zullen onze gedachten en ons handelen, hemels gericht zijn. Paulus beschrijft in Fp3 dat hij zich bewust is van zijn ‘bovenwaartse’ of hemelse roeping zodat hij jaagde naar de prijs die dit met zich meebrengt: worden als deze hemelse mens (zie Fp3:14). 

We moeten leren zien dat iedere zegen die is gegeven aan de gemeente, neerdaalt van de verheerlijkte Heer. Hij is het die de gaven geeft om de gemeente op te bouwen (Ef4:11). Daarnaast is het feit dat wij het lichaam van Christus zijn van het grootse belang in onze liefde naar elkaar toe. 

Want wij zijn leden van zijn lichaam, van zijn vlees en van zijn gebeente. Ef5:30

Iedere gelovige is een lid van dit lichaam van Christus en zo dienen wij elkaar te beschouwen zodat wij ertoe komen ons leven voor elkaar in te zetten (1Jh3:16). Zoals wij een andere gelovige behandelen, behandelen wij Christus. Saulus, die de gemeente vervolgde, kreeg te horen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ (Hd9:4), en: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt’(vs5). Als onze zielen deze zaken zouden begrijpen zoals ze werkelijk zijn, zou dit ons gedrag volkomen veranderen en zouden we ‘alles verdragen ter wille van de uitverkorenen’ (2Tm2:10). De nieuwe mens die God heeft geschapen, bestaat uit Christus als Hoofd en de gelovigen op aarde als het lichaam, aan elkaar verbonden door de Heilige Geest. 

opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen, vrede makend, Ef2:15b

Het lichaam, de gemeente is daarom de volheid van Hem (Ef1:23). In dit geheimenis van de nieuwe mens, Hoofd en lichaam, zijn alle schatten van de kennis en de wijsheid verborgen (Ko2:3). Omdat Hij als Hoofd ‘over alles’ aan de gemeente is gegeven, zijn we niet alleen in Hem met alle geestelijke zegeningen gezegend (Ef1:3), maar hebben wij ook al onze bronnen, onze kracht, onze mogelijkheden in Hem. Hij als Hoofd, zorgt er dan ook voor, dat wij opgroeien naar Hem, zodat het lichaam de eigenschappen van het Hoofd gaan vertonen (Ef4:15). Als we ons meer en meer bewust zijn van het feit dat we niets zijn en hebben buiten Hem, zullen we ook meer en meer afhankelijk worden van ons Hoofd in de hemel. De grote gevaren vandaag zijn dan ook, net als in de tijd van de apostelen:

…terwijl hij niet vasthoudt aan het hoofd, uit Wie het hele lichaam, door zijn gewrichten en banden ondersteund en verbonden, opgroeit met de groei van God. Ko2:19

Hier vinden we de gevaren van aardse, menselijke godsdienst welke sektarisme in de hand werkt. Het ‘vasthouden aan het hoofd’, is niet de juiste leer alleen over de gemeente hebben, maar je gedragen alsof je onlosmakelijk bent verbonden met Hem. Je hart is bezig met wat zijn hart bezig houdt. Zijn hart koestert de gemeente (Ef5:29) en daarom moeten wij niet tevreden zijn met een nauwere of wijdere kring dan ‘alle leden’ van zijn lichaam. Voor hen hebben wij zorg en hen willen wij (be) dienen. Zoals Paulus nacht en dag streed voor de gemeente, verdrukkingen voor haar leed (Ko1:24), voor haar streed in de gebeden, zorg over haar had (2Ko11:28), zo zouden onze harten ook moeten branden voor de leden van zijn lichaam, omdat zijn affectie en liefde naar hen uitgaat. Hij is het, die hen opbouwt door elkaar in liefde. 

…uit Wie het hele lichaam, samengevoegd en verbonden door elk gewricht dat de ondersteuning verleent naar de werking die elk deel is toegemeten, de groei van het lichaam bewerkt tot opbouwing van zichzelf in liefde. Ef4:16 

Laten we ervoor waken, dat ongeloof en ik-gerichtheid deze opbouwing belemmeren.