Bijbelstudie Zeewolde Christus de Hogepriester
Schriftlezing: Hebreeën 3:1; 4:14-15; 5:4-10; 7:11, 23-28; 8:1-2; 10:11-18
Christus is het centrum van Gods gedachten en Gods handelen. Zijn heerlijkheden zijn eindeloos, zodat Paulus kan zeggen dat hij de onnaspeurlijke rijkdom van Christus verkondigde onder de volken (Ef3:8). Vanavond belichten we een nieuw aspect van zijn heerlijkheid en dat is zijn hogepriesterschap. We zullen hier drie aspecten van uitlichten.
De volmaakte Hogepriester voor onze zonden
In het Oude Testament vinden we de hogepriester voor het eerst. Hb8:4-5 leert ons duidelijk dat het zichtbare, letterlijke, uiterlijke en de handelingen van deze aardse hogepriester zinnebeeldig zijn en onze aandacht richten op Christus, die de onzichtbare hogepriester is:
Als Hij evenwel op aarde was, zou Hij niet eens priester zijn, daar er zijn die naar de wet de gaven offeren. Dezen dienen een zinnebeeld en schaduw van de hemelse dingen…
Toen Israël in Egypte was, voorzag God in een verlosser, niet in een priester. Deze kwam pas in beeld toen het volk verlost was en in de woestijn was gebracht. Voor verloste gelovigen is er de dienst van de priester. Wij zijn verlost door het bloed van Christus en hebben Hem nu als onze hogepriester bij God. Hij is het niet naar de orde van Aäron, maar naar de orde van Melchisedek (Hb5:10; 7:11,15,17) en Hij is het omdat Hij niet door mensen is aangesteld, maar door God Zelf ertoe is geroepen al in het Oude Testament (Hb5:5-6). Het is de opdracht aan heilige broeders om deze volmaakte hogepriester te ‘beschouwen’, dat is: de volle aandacht op Hem te richten en niet op onszelf:
Daarom, heilige broeders, deelgenoten van de hemelse roeping, beschouwt de apostel en hogepriester van onze belijdenis, Hb3:1
Hij is de volmaakte Zoon van God en dus eeuwig priester die altijd leeft om tussenbeide te treden (Hb7:25-26). Als het volk in de woestijn is, krijgt het van Ex25-30 instructies voor de bouw van de tabernakel. Dit is Gods naderen tot de mens, het instrueren van de plaats van omgang met Hem, zijn huis te midden van zijn volk. Maar vanaf 27:19 is er een onderbreking en gaat het om de mens die tot God nadert, dit is de kern van het priesterschap: de verloste mens kan tot een heilig God naderen. Maar de priesters in het Oude Testament konden nooit rusten van hun werk, het moest steeds herhaald worden. Er was geen stoel in het heiligdom, ze stonden voortdurend.
Zou anders het offeren daarvan niet opgehouden zijn, omdat zij die de dienst verrichten, eenmaal gereinigd geen enkel geweten van zonden meer zouden gehad hebben? Hb10:2
En iedere priester staat wel dagelijks dienst te doen en dezelfde slachtoffers dikwijls te offeren, die nooit zonden kunnen wegnemen. Hb10:11
Al de generaties door moest er een lamp voor Gods aangezicht branden (Ex27:20). Wij zijn in het licht gebracht door het volbrachte werk van Christus en zijn volmaakt verlost:
Want door een offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt die geheiligd worden. Hb10:14
…en hun zonden en hun wetteloosheden zal Ik geenszins meer gedenken’. Waar nu vergeving hiervan is, daar is geen offerande meer voor de zonde. Hb10:17-18
Aäron is het type van Christus en zijn zonen van de gemeente, hoewel twee van zijn zonen de valse aanbidders typeren (Lv10). Wij mogen nu, op grond van het volmaakte werk van onze hogepriester, naderen tot God als priesters om Hem te offeren met geestelijke offers:
Daar wij dus, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg die Hij ons heeft ingewijd door het voorhangsel heen, dat is zijn vlees, en wij een grote priester over het huis van God hebben, laten wij naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, de harten door besprenkeling gezuiverd van het kwaad geweten en het lichaam gewassen met rein water. Hb10:19-22
Laten wij dan door Hem voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is de vrucht van de lippen die zijn naam belijden. En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welbehagen. Hb13:15-16
De volmaakte Hogepriester voor onze zwakheden
Maar onze hogepriester heeft ook geleden op aarde en in die zin kan Hij ons te hulp komen in onze zwakheden (Hb4:14-16). Het Woord van God (en dat is Hij!) is nodig voor onze harten als daar zonde is (Hb4:12), maar voor onze zwakheden (dat is niet zonde maar dat zijn de zwakheden van het lichamelijke bestaan zoals ziekte, honger etc.) hebben we een Persoon nodig. Hij is de weg gegaan die wij gaan, Hij kende de verzoekingen (om het pad van geloof te verlaten) die wij kennen m.u.v. de zonde (Hb4:15). Hij is in de rust bij God, laten wij de belijdenis vasthouden ondanks de verzoekingen (Hb4:14), van een hemelse roeping en niet verzwakken door op te gaan in deze wereld. Bij de troon van genade leidt de hogepriester ons tot God die ons te hulp komt met barmhartigheid en genade op de juiste tijd (Hb4:16).
De volmaakte Hogepriester voor een tijd van oordeel
In onze tijd is er sprake van oordeel over het huis van God (1Pt4:17) vanwege het loochenen van de Zoon (Hb10:29) door de christenheid. Men stelt in dit systeem menselijke priesters aan die bemiddelen tussen God en mensen. Zoals de heerlijkheid van God de tempel verliet in Ez10:18;11:23 en het oordeel kwam over dit huis (Ez9:6), was Hij Zelf de troost van de getrouwen ‘hoe kort ook’. Toch zal Ik voor hen een heiligdom zijn (Ez11:16). Zij hadden een ‘merkteken’ (Ez9:4) wat een type is van de Heilige Geest en de uitvoerders van het oordeel stonden bij het koperen altaar, een beeld van het kruis (Ez9:2). Zo zegt Hb10:37 dat er nog een korte tijd is en dat Hij niet zal uitblijven (in oordeel), maar dat de ‘verzegelden’ in de tussentijd Hem alleen als hun troost hebben, de hogepriester. Het christendom is daarmee een puur geestelijke godsdienst, waarmee God alles wat zichtbaar is heeft vervangen door zijn eigen Zoon (Hb8:13). Er is een geestelijk heiligdom, een geestelijk priesterschap en een geestelijke ‘wet’ (Hb7:12). Wij hebben nu te enkel te maken met geloof (Hb10:38-39).
Laten wij naderen…Hb10:22
Laten wij de belijdenis van de hoop onwankelbaar vasthouden…Hb10:23
Laten wij op elkaar acht geven…Hb10:24
Laten wij onze eigen bijeenkomst (‘bijeenvergadering’, 2Ts2:1) niet verzuimen…Hb10:25